Riatta, 145 x 90 cm (1999)
Ekkentau, 120 x 90 cm (1999)
Riussu, 120 x 90 cm (1999)
Illioth, 145 x 90 cm (1999)
Annair, 145 x 90 cm (1999)
Ellesse, 145 x 145 cm (1999)
Kantaat, 145 x 145 cm (2000)
Maisuru, 84 x 41 cm (2000)
Taffat, 84 x 41 cm (2000)
Zonissin, 84 x 41 cm (2000)
Irritas, 84 x 41 cm (2000)
Siummu, 84 x 41 cm (2000)


SCHILDERIJEN 1999-2000

Na de serie schilderijen gebaseerd op wetenschappelijke foto's wilde ik zelf het ontstaanproces van het begin tot het eind in handen hebben. Hieruit ontstonden de kunstmatige computerlandschappen, ik noem ze maar sporen. Het ontstaanproces van deze sporen is erg belangrijk. Het zijn een aantal vaste handelingen die verricht moeten worden om van a naar b en c te komen. Tijdens die handelingen vindt er een transformatie plaats die ik van tevoren niet geheel kan voorspellen. Het is dus gecontroleerd toeval. De sporen die uiteindelijk het beeld bepalen kun je zien als kunstmatige landschappen, van bovenaf bekeken, maar ook als een afdruk/spoor van iets ondefinieerbaars. Het is net zo als bij een schoenafdruk in zand. Je ziet de afdruk van de schoenzool maar zonder de kennis van de schoen zijn het fascinerende structuren. Met alleen de structuren in het zand kun je zonder meerkennis niet bepalen wat de afdruk heeft veroorzaakt. Je kunt alleen speculeren over een groter geheel, net zoals bij het verschijnsel van graancirkels.
Een theorie over deze cirkels, die in graanvelden ontstaan, is dat het afdrukken kunnen zijn van hoger-dimensionale vormen. Je kunt dan spreken van een vier-dimensionale ruimte, haaks op de drie-dimensionale, die ons bevatingsvermogen te buiten gaat.

De Russische psycholoog en antroposoof P.D. Ouspensky schreef aan het begin van deze eeuw ook over het onderwerp van de vierde dimensie. In zijn essay 'De vierde dimensie' (1908-1929) schrijft hij: "Zelfs een oppervlakkige bekendheid met het probleem van de vierde dimensie doet reeds de noodzakelijkheid inzien het langs psychologische en natuurkundige weg te bestuderen. De vierde dimensie is onkenbaar.
Wanneer zij bestaat en wij haar niet kunnen kennen, betekent dit klaarblijkelijk dat er iets ontbreekt aan ons psychisch apparaat, aan ons waarnemingsvermogen; m.a.w. verschijnselen uit het gebied van de vierde dimensie worden niet door onze zintuigen waargenomen.
Wij moeten nagaan hoe dit komt, welke de gebreken zijn, waarvan deze niet-ontvankelijkheid het gevolg is en de omstandigheden vinden ( zij het ook maar theoretisch) waaronder de vierde-dimensie begrijpelijk en toegankelijk voor ons wordt. Al deze vragen behoren tot het gebied van de psychologie of mogelijk ook tot dat van de kennis-theorie. Verder zegt hij; "Wanneer wij het bestaan van de vierde dimensie aannemen, moeten wij dus erkennen, dat een lichaam van drie dimensies niet kan bestaan, indien er vier dimensies zijn. Een werkelijk lichaam moet in ieder geval een zij het slechts geringe uitbreiding hebben in de vierde dimensie, anders zal het slechts een denkbeeldige figuur zijn, de projectie van een lichaam van vier dimensies in de driedimensionale ruimte, zoals een op papier getekende kubus.
Zo moeten wij tot de conclusie komen dat er een kubus van drie en een van vier dimensies bestaat, en dat alleen de kubus van vier dimensies werkelijk is. Wanneer wij de mens vanuit dit gezichtspunt bestuderen, komen wij tot zeer belangwekkende gevolgtrekkingen. Indien de vierde dimensie bestaat, is slechts een van twee dingen mogelijk. Of wijzelf bezitten de vierde dimensie, d.w.z. zijn wezens van vier dimensies of wij bezitten enkel drie dimensies en bestaan in dat geval helemaal niet. Wij hebben dus goede redenen om te zeggen dat wijzelf wezens van vier dimensies zijn en alleen met een van onze zijden, d.w.z. met een klein deel van ons wezen, naar de derde dimensie gekeerd zijn. Alleen dit deel van ons leeft in drie dimensies, en wij zijn ons enkel van dit deel als ons lichaam bewust. Het grootste deel van ons wezen leeft in de vierde dimensie, maar wij zijn ons van dit grotere deel van onszelf niet bewust.
Wij zouden met nog meer grond van waarheid kunnen zeggen, dat we in een wereld van vier dimensies leven, maar van onszelf enkel bewust zijn in een wereld van drie dimensies. De vierde dimensie is niet alleen in ons zelf, maar wij zijn ook in de ruimte van vier dimensies.

Voor Ouspensky leidde de wiskundige bestudering van de vierde dimensie op een heel vanzelfsprekende wijze tot een geloof in de leer van de mystiek. In zijn simpelste vorm bestaat deze leer uit slechts twee dingen alles is een, en het een is onkenbaar. Wat heeft dit met de vierde dimensie te maken? Het eerste idee is dat de hogere ruimte gezien kan worden als een achtergrond van bindweefsel dat de verschillende verschijnselen in de wereld met elkaar verbindt. Als men tot hogere en hogere voorstellingen van de ruimte komt, neigt men naar een of andere ideale superruimte, waarin alles, dichtbij en ver, verleden en toekomst, groot en klein, werkelijk en ingebeeld samen in een of andere grote eenheid is.
Bij het begrip 'het een is onkenbaar' moeten we duidelijk afspreken in welke betekenis het woord kennen gebruikt moet worden. Mystiek gezien is het een onkenbaar, kenbaar in de zin dat we de ruimte om ons heen kunnen voelen, kenbaar in de zin dat we ons open kunnen stellen om oprecht te leven en schoonheid en liefde te voelen.
Alleen voor de rationele geest is het een onkenbaar. Geen enkele eindige reeks van menselijke symbolen kan de uiteindelijke werkelijkheid echt vertegenwoordigen: noem het god, het een, het absolute, de waarheid of wat je maar wilt.
De situatie is te vergelijken met de poging zich een voorstelling te maken van een oneindige verzameling zoals de verzameling N van alle natuurlijke getallen (1,2,3..... ). Gegeven het feit dat we een idee hebben van wat een getal is, hebben we een vrij goed besef van wat N is; dit hogere besef moet worden vergeleken met het mystieke kennen van het een. Maar als we perse een volledige, duidelijke opsomming van elementen willen hebben, zal de verzameling N altijd buiten ons bereik liggen. Dit is te vergelijken met het onvermogen van de rationale geest om het een volledig te bevatten.