INHOUDELIJK OVER HET WERK (1992-heden)



Sinds de begin jaren negentig gebruik ik de diffuuse manier van schilderen in mijn werk. Het resultaat van de werking van de diffuusheid is dat er een psychologische "barrierre" ontstaat tussen de toeschouwer en het beeld. Deze "barriere" werkt niet als een reguliere barriere, waarbij deze het beeld afsluit, maar als een katalysator die nieuwe beelden oproept. Tegelijk wordt het beeld ook ongrijpbaar. In eerste instantie maakte ik gebruik van wetenschappelijke foto's voor mijn schilderijen. Bij die foto's ging het altijd om microscopische uitvergrotingen, dus het onzichtbare zichtbaar gemaakt. Die uitvergrotingen ging ik dan nog een keer uitvergroten en diffuus schilderen waardoor de grootte onbepaald werd. Het gaat om de micro- en macro-ruimte zoals die ook bestudeerd wordt in de quantum-mechanica. Het onderzoek van het allergrootste (universum) en het allerkleinste (atomen), waarbij het opvalt dat de vormen en de wetten van de micro- en macrowereld in grote lijnen overeenkomen. Dit gegeven heeft mijn interesse omdat het bij deze overeenkomsten lijkt alsof er een complexe compositie is gemaakt waarbij de noten met elkaar zijn verbonden waardoor er een groter geheel ontstaat. Dit geheel is het universum wat wij kennen maar wij zien alleen wat wij kunnen zien met onze beperkte perceptie. Nu kan je spreken van een goddelijke interventie die dit alles bedacht heeft maar ik ben niet gelovig in die zin, dus moet ik op zoek naar een andere verklaring. Ik heb wel een geloof in het "hogere", en dan kan je mischien spreken van een hogere macht of een hogere dimensie. In een queeste naar "de waarheid" kan je de stelling poneren dat wij nietig zijn, maar dat in onze nietigheid alles besloten ligt. Dan zou het kunnen liggen aan onze beperkte perceptie dat wij niet alles kunnen doorzien.

Na de serie schilderijen gebaseerd op wetenschappelijke foto's wilde ik zelf het ontstaanproces van het begin tot het eind in handen hebben. Hieruit ontstonden de kunstmatige computerlandschappen, ik noem ze maar sporen. Het ontstaanproces van deze sporen is erg belangrijk. Het zijn een aantal vaste handelingen die verricht moeten worden om van a naar b en c te komen. Tijdens die handelingen vindt er een transformatie plaats die ik van tevoren niet geheel kan voorspellen. Het is dus gecontroleerd toeval. De sporen die uiteindelijk het beeld bepalen kun je zien als kunstmatige landschappen, van bovenaf bekeken, maar ook als een afdruk/spoor van iets ondefinieerbaars. Het is net zo als bij een schoenafdruk in zand. Je ziet de afdruk van de schoenzool maar zonder de kennis van de schoen zijn het fascinerende structuren. Met alleen de structuren in het zand kun je zonder meerkennis niet bepalen wat de afdruk heeft veroorzaakt. Je kunt alleen speculeren over een groter geheel, net zoals bij het verschijnsel van graancirkels.

In januari 2001 had ik de gelegenheid om in de Nederlandsche Cacaofabriek in Helmond gebruik te maken van het projectatelier. De bedoeling was om de architectuur van die ruimte om te zetten in schilderijen. Op basis van macro-foto's, gemaakt van de vloer van het projectatelier, maakte ik drie grote werken in grijstinten met olieverf. Op die werken zie je geisoleerde vormen ingebed in een monochroom vlak. Juist dat contrast tussen het monochroom en de geisoleerde vorm brengt een ruimtelijke sensatie teweeg, maar ook dat de vormen de afbeelding van de vloer ontstijgen. De werken zijn een ommekeer in mijn oeuvre. Na de Helmond-periode ging ik landschaps-modellen maken van klei en later van zand waarin kleine architectonische vormen worden gerangschikt. Op basis van foto's van die modellen, ik maakte inmiddels bijna geen gebruik meer van computer-editing, schilder ik een serie kleine olieverfdoeken. In de nieuwe doeken valt een grotere mate van vrijheid op in het schilderen. Zachte vervagende vormen worden afgewisseld met witte kwaststreken.

Het idee voor het project "THE UNDISCOVERED COUNTRY" (2002) is bij mij ontstaan vanuit mijn manier van werken, het proces waarmee ik mijn schilderijen creeer. Dit zijn in eerste instantie maquettes van virtuele landschappen, gemaakt van zand of klei, met architectonische toevoegingen in de vorm van houten elementen.
Na een serie schilderijen gemaakt te hebben op basis van foto's van maquettes had ik het gevoel dat het goed zou zijn voor de uitwerking van mijn architectuur-ideeen om een installatie te maken waarbij de maquettes autonoom konden worden. Na het zien van het werk "NEW BABYLON" van Constant bij de laatste Documenta werd mijn interesse geintensiveerd voor een utopische architectuur. Bij mijn essay uit 1991, met als titel: "tijd en ruimte in de vierde dimensie", had ik mij al verdiept in het gedachtengoed van Van Doesburg. Bij de voorbereidingen voor de installatie ging ik uit van de hyperkubus. Dit is een illusionistische achthoekige kubus die onder andere door van Doesburg werd gebruikt om een vierde ruimtelijke dimensie mee te symboliseren. Op elke hoek van de hyperkubus tekende ik een cirkel waardoor er acht overlappingen ontstonden. Dit is het principe waarmee graancirkels zijn gemaakt. Met deze vorm ben ik aan het plakken en knippen gegaan waarmee ik weer nieuwe vormen maakte. Dit resulteerde in zeven maquettevormen die onderling met elkaar verbonden waren. Om de ruimtelijkheid te vergroten liet ik de installatie baden in een diepblauw licht waardoor het leek dat de ondergrond immaterieel werd. De maquettes geven ook licht van zichzelf waardoor de suggestie wordt gewekt van bewoonbaarheid. De film van de installatie is een extra toevoeging die benadrukt dat het hier gaat om een parallelle werkelijkheid. Hierbij doel ik op het contrast tussen fysieke werkelijkheid en visuele werkelijkheid. Bijvoorbeeld de planeet Mars vanwaar haarscherpe beelden werden verzonden naar de aarde waardoor het lijkt alsof het heel tastbaar is terwijl Mars miljoenen kilometers van ons verwijderd ligt. Het is fysiek onmogelijk om daar nu rond te lopen. Daarentegen wordt technologisch nu alles in het werk gesteld om dit soort ervaringen virtueel te realiseren. Denk aan film, computerspelen en "Virtual Reality".
Wat het project toont is een parallelle werkelijkheid met een zwevende architectuur. Een futuristische wereld die tastbaar dichtbij is maar door de filmische transformatie ook veraf.
De maquettes funcioneren als voorstellen voor utopische architectuur en lijken de droom, dat er leven mogelijk is in andere delen van de kosmos, te vervullen

In 2004 maak ik foto's van kleimaquettes met als titel "City". De foto's zijn autonoom en ik presenteer ze ook als zodanig. Onderwerp van de foto's is de stad als utopie aan de ene kant en als symbool van vergankelijkheid aan de andere. Het gaat om het visionair weergeven van een mogelijke toekomst of een paralelle werkelijkheid.
Ook is er een behoefte om een nieuwe wereld te scheppen en de beelden in mijn hoofd vorm te geven. Ik heb mij onder andere laten beinvloeden door de beeldcultuur van de science-fiction. Bij de meeste sf-films echter is de architectuur ondergeschikt aan het verhaal. Bij mijn fotowerken speelt hij de hoofdrol. Het is echter architectuur met een twist want als je goed kijkt zijn de op het eerste gezicht normale flats, moskeeen en wegen niet regulier. Het is architectuur die te bizar is om echt te bestaan.
Door de foto's te bewerken verkrijgen ze een realisme die de maquette ontstijgt. De sfeer van de bewerkte foto is van wezenlijk belang. Het gaat om het bereiken van een illusionair realisme die een nieuwe werkelijkheid suggereerd.
Fictie en feit zijn niet meer van elkaar te onderscheiden. Het gaat uiteindelijk om de ervaring van het onervaarbare.